(Over) vloed

Moest ik laatst ineens 5000 euro belasting betalen… Heb ik zoveel verdiend?, vroeg ik me geschrokken af.
Als ZZP’er met een creatief vak gedraagt mijn geldstroom zich als eb en vloed. Soms baad ik voor mijn gevoel in het geld, en dan is het weer in geen velden of wegen te bekennen. Soms tref ik een verrassend bedrag aan op mijn bankrekening, maar daarover moet ik dan weer belasting betalen of BTW over afstaan. Dan is het weer op en moet ik weer een tijdje zuinig aan doen.
Bijvoorbeeld na een lange zomer zonder opdrachten is de bodem van de schatkist vaak weer totaal bereikt en begin ik weer aan tal van nieuwe projecten en klussen die geld opleveren.
Ik heb geen spaartegoeden en geen pensioen in het vooruitzicht. Mijn man is ook een creatieve ZZP’er en dus zal ik de rest van mijn leven mijn creatieve talenten moeten inzetten om geld te verdienen.
Ik ben er aan gewend en ik kan me bijzonder rijk voelen met het leven wat ik leid.
Toch is de geldstroom regelmatig met zorgen en een beetje angst omgeven. Alleen heb ik ondervonden dat zorgen en angst averechts werken. Sterker nog… hoe meer zorgen, hoe langer het eb blijft. Dus weg met die zorgen, strijk die rimpels glad (Shakespeare). Hoe meer ik vertrouw op de gedachte dat het na eb weer vloed wordt (lees: overvloed) hoe meer ik kan ontspannen en hoe creatiever ik word en dan zwelt de stroom vanzelf wel weer aan. Geld is emotie. Geld is vertrouwen, dat zeggen ook de economen. Dus ik ben niet gek.

Een parabel die daarover gaat, sprong in mijn herinnering toen ik onlangs een workshop organiseerde voor vrouwen en hun verhalen over geld.
Het is de gelijkenis van de talenten. En let wel: het woord ‘talent’ verwijst niet alleen naar geldwaarden maar ook naar persoonlijk talent of begaafdheid. Ook in de Tarot verwijzen de pentagrammen naar zowel geld als talent.
Het verhaal gaat als volgt.
Een rijke man die op reis ging, riep zijn dienaren bij zich en vertrouwde hun zijn eigendommen toe. Aan de ene gaf hij vijfduizend goudstukken, aan een andere tweeduizend en aan een derde duizend; ieder kreeg wat hij aankon. Toen vertrok hij. Onmiddellijk ging de dienaar die vijfduizend goudstukken had gekregen, er zaken mee doen en hij verdiende er vijfduizend bij. Zo deed ook de tweede en hij verdiende er tweeduizend bij. Maar de dienaar die duizend goudstukken had gekregen, ging een gat graven en verstopte het geld van zijn heer daarin.
Toen de man na een lange tijd terugkwam riep hij hen ter verantwoording. De dienaar die vijfduizend goudstukken had gekregen, kwam naar hem toe en overhandigde hem nog vijfduizend goudstukken extra.
Mooi, zei zijn heer. Je hebt het goed gedaan. Je mag de tienduizend goudstukken houden en ik zal je over iets groots aanstellen. Kom binnen en vier feest met mij.
Toen kwam de dienaar die er tweeduizend had gekregen en die zei: u hebt mij er tweeduizend gegeven, en kijk, ik heb er tweeduizend bijverdiend.
Uitstekend, zei zijn heer. Je bent een goed en trouw dienaar. Iets kleins heb je goed beheerd, nu zal ik je over iets groots aanstellen. Je krijgt er tweeduizend bij. Kom binnen en vier feest met mij.
Toen kwam de dienaar die duizend goudstukken had gekregen en die zei:
Ik weet dat u streng bent; u maait waar u niet gezaaid hebt, en u oogst waar u niet hebt uitgezet. Ik was bang en ben daarom uw geld in de grond gaan verstoppen. Hier hebt u het weer terug.
De man reageerde: Jij ben een slechte, luie dienaar! Je wist dus dat ik maai waar ik niet gezaaid heb, en oogst waar ik niet heb uitgezet. Waarom heb je mijn geld dan niet op de bank gezet? Dan had ik het bij mijn thuiskomst met rente kunnen opvragen. Geef me die duizend goudstukken terug en geef ze aan hem die er al tienduizend heeft! Want iedereen die iets heeft, krijgt nog meer en heeft overvloed. Maar wie niets heeft, hem zal wat hij heeft nog worden afgenomen. En gooi die nutteloze dienaar eruit, de duisternis in! Daar zal hij huilen en knarsetanden!”



Toen ik deze gelijkenis als kind hoorde (kinderbijbel), begreep ik hem niet goed. Dit was toch onrechtvaardig! Die derde man kreeg al minder en nu hij uit zorg en angst de goudstukken voor de zekerheid goed had opgeborgen, kreeg hij toch zo’n straf!
Later begreep ik dat het in dit verhaal niet zozeer om geld ging maar om de inzet van talenten. En dat geld en talent nauw verbonden zijn, ja zelfs inwisselbaar zijn. Als je talenten krijgt, moet je er mee werken en dan zal de overvloed je deel zijn. Als je niets doet met de jouw geschonken talenten, als je uit angst en zuinigheid de boel in de grond stopt, zal je (innerlijke) armoede lijden en een nutteloos gevoel overhouden, ja zelfs huilen en tandenknarsen.
Het is een diep spirituele les, dit verhaal. Je bent een dienaar of dienares van de talenten die je gekregen hebt, en het enige wat je te doen staat is ze maximaal in te zetten. Daarmee creëer je vanzelf weer ‘(over-)vloed’. 
Zou het zo ook op mondiaal niveau werken? En is het nu eb?