Over luisteren gesproken – Parzival


Parzival had na lange omzwervingen ergens in de kou op de rotsen een plekje gevonden om te slapen.


 Uitgeput vielen zijn ogen dicht. Maar wat was hij verbaasd toen hij merkte dat zijn paard tegen hem begon te spreken. 

‘Wat heb je me vanmiddag weer hard tegen mijn flanken getrapt, Parzival, ik voel het nog. Ja, je ligt hier nu wel, maar als je naar mij had geluisterd dan waren we lekker nu in dat dorpje aan de andere kant van de berg aangekomen. Dan had jij een echt bed gehad en ik hooi en vers water. Kijk nu hoe kou en hongerig we zijn.’

Parzival begreep er niets van: ‘Huh? Hoezo? Waarom praat je tegen me? Welk dorpje bedoel je?’

Het paard vervolgde: ‘Herinner je je dat kruispunt waar we een paar uur geleden waren? Jij wilde per se linksaf en toen begon ik te steigeren en te hinniken. Ik probeerde je duidelijk te maken dat we beter rechtsaf konden gaan. Ik wist namelijk dat aan de andere kant dat dorpje lag, waar vriendelijke mensen wonen, waar het warm is en waar eten en drinken te vinden is.’
Parzival was er stil van. Toen vroeg hij aan zijn paard: ‘Sinds wanneer kan jij praten?’
Het paard antwoordde:  ‘Ik heb altijd kunnen praten. Alleen heb jij dat nú pas begrepen.