Wanneer je je reis naar Ithaca aanvangt,
bid dan dat de weg lang mag zijn,
vol avontuur, rijk aan stof tot kennis.
Wees niet bang voor de Lestrygonen
en de Cyclopen en de toornige Poseidon.
Je zult volk van dat soort nooit tegenkomen zolang
je gedachten verheven blijven en
fier gevoel je lichaam en geest vervult.
Je zult de Lestrygonen nooit ontmoeten,
noch de Cyclopen en de grimmige Poseidon,
als je ze niet in je ziel met je meedraagt,
als je ziel ze niet voor je oproept.
Daarom, bid dat de weg lang mag zijn,
dat het vele zomerochtenden moge geven,
dat je zo vol vreugde, zo vol genot
nooit eerder geziene havens aandoen mag!
Blijf rondhangen op Phoenicische markten
en koop er vele schone zaken:
parelmoer en koralen, amber en ebbenhout
en zoetgeurende parfums van allerlei soort.
Koop zoveel zoetgeurende parfums als je kunt.
Bezoek massa’s Egyptische steden,
om er te leren, te leren van hen die kennis bezitten.
Houd je geestesoog steeds vast op Ithaca gericht,
daar te komen is je uiteindelijke doel.
Maar haast je vooral niet,
je reis kan beter jaren en jaren duren.
Werp er desnoods pas het anker uit wanneer je al oud bent,
rijk aan alles wat je onderweg hebt verworven,
maar zonder nog iets van Ithaca te verwachten.
Ithaca schonk je die heerlijke reis,
maar nu heeft ze je niets meer te geven.
En al tref je er niets aan, dan heeft ze je toch niet bedrogen:
met alle wijsheid die je vergaard hebt, met zoveel ervaring,
begrijp je dan stellig wat Ithaca’s zeggen willen.
Konstantinos P. Kaváfis
vertaald door Cornelis Buddingh’