De geest en de fles

 

Een tijdje geleden – na een bezoek aan Sevilla – ging ik op flamenco-les. Ik had daar in Spanje op een klein hout podium stomende en briesende flamencodanseressen gezien en dat wilde ik ook.

Met de in Sevilla gekochte flamencoschoenen en een uit mijn klerenkast geviste lange bloemenrok toog ik naar mijn eerste les. Nou, dat viel tegen. De elektrificerende, woeste dans liet op zich wachten. Ik zat te veel in mijn hoofd. Een pasje zus, het hoofd zo, de armen weer zus…

Ik volgde braaf de lessen, maar warempel, tegen het einde gebeurde er iets. Ik was uit mijn hoofd, ín de dans… Een fractie van een seconde ervoer ik hoe het lichaam de spirit – de wilde natuur – kon laten dansen, het denkende brein voor even werd uitgeschakeld en er iets van euforie ontstond.

En wég was het weer.

Dansen herinnert aan vervoering en trance, we willen dansen om te ontsnappen aan de beperkingen van het lichaam, om de stof ontstijgen; we willen de geest uit de fles. Maar om de danskunst echt meester wilt worden, ver voordat je de extase kunt ervaren, komt het aan op oefenen, lichaamsbeheersing, zwoegen en zweten.

Wil het lichaam het kunnen fungeren als kanaal voor pure energie, dan moet het getraind, net als bij vechtsporten en yoga.

Als kind hield ik van het sprookje ‘Het meisje met de rode schoentjes’. Dit meisje wilde ook zo graag dansen, maar omdat dansen verboden was, gingen de schoentjes een eigen leven leiden en sleurden haar in een ongecontroleerde woeste trance-dans richting een huiveringwekkend einde. Haar voetjes werden afgehakt.

Soms blijft de geest in de fles, dan is er geen dans, soms is de geest uít de fles dan is er trance, maar het gaat natuurlijk om een perfect spel tussen geest én fles. Dat is dans.

Oefenen dus maar.

© Mieke Bouma

(dit verhaal verscheen als column in 2019 in YI-magazine)