Eind juni. Ik zit voor het eerst weer eens in de trein – met een mondkapje op – en luister onbedoeld mee met het telefoongesprek van de man achter mij.
‘Wat zeg je? Echt? 150 euro retour? Wow! Nou, dat gaan we dus gewoon lekker doen! Zin in! Twee weken Madeira!’
We rollen een station binnen, de man staat op en verlaat jubelend de coupe, blij met zijn goedkope vliegticket.
Als de trein weer verder rijdt, kijk ik even op Facebook. Mijn tijdlijn staat vol met verontruste meldingen en oproepen tot petities.
De cultuursector roert zich, het zorgpersoneel voelt zich verraden, ZZP’ers zitten zonder inkomen. De politie beklaagt zich over het feit dat ze gebasht worden. Dan zijn er nog de coronaontkenners, die beweren dat corona gewoon een simpel griepje is en dat de maatregelen waanzinnig zijn. Anderen vrezen dat ons democratisch bestel ten grave gedragen wordt. Weer anderen roepen ‘terug naar normaal’. Er is woede, onvrede, verdeeldheid.
Het volk roert zich.
Ikzelf heb even geen idee wat ik overal van moet vinden. Ik heb geen mening, geen antwoord, maar vooral vragen. Ik voel een soort weemoed en verlangen naar het begin van de coronatijd, naar de stilte, de eenvoud…
Inwijding
Ik hoopte (en hoop nog steeds) dat Corona een inwijding zou zijn, een transformatieproces waaruit een nieuw verhaal voor de mensheid zou kunnen ontstaan. Corona als rite de passage die ons door de confrontatie met de dood, met vergankelijkheid en kwetsbaarheid, terug zou kunnen brengen naar waar het wezenlijk om gaat. Maar misschien ben ik naïef en lees ik teveel verhalen.
Hoop en vrees
Want uit verhalen weten we dat de held of de hoofdpersoon (dat kan dus een groep, een volk of de mensheid zijn) nadat hij wakker is geschud en op reis is gegaan, op een punt komt dat hij een transformatie moet gaan doormaken. Daarvoor moet hij eerst iets loslaten. Het oude bewustzijn moet sterven om iets nieuws te laten ontstaan. En als dat niet gebeurt kan het zomaar een catastrofe worden. We hopen tijdens het verhaal steeds maar dat de held van zijn fouten leert, zodat hij gelouterd en wijzer in een nieuw verhaal kan stappen. Maar we vrezen ook dat hij het nog niet kan.
Normaal is het oude verhaal
Ik bereik mijn bestemming, stap uit de trein, bevrijd me van het mondkapje en loop door de stad, waar het nog steeds opvallend rustig is.
Zie je wel, we moeten niet terug naar normaal, denk ik. Normaal is het oude verhaal: de tijd waarin we blind, zelfgenoegzaam, en half slapend in de file stonden, hebzuchtig langs de winkels struinden, stedentripjes voor een habbekrats boekten, oude Europese steden lieten zuchten onder de toeristenstroom, de afvalberg lieten groeien, de zeeën vervuilden, de ongelijkheid tussen arm en rijk, zwart en blank, man en vrouw vanzelfsprekend vonden. Een tijd waarin groei en expansie van de economie boven alles werd gesteld. Een verhaal dat afstevende op een catastrofale afloop, waarvan we allemaal stiekem wisten dat alleen een radicale plotwending een nieuw hoofdstuk in beeld zou kunnen brengen.
Het virus als spiegel
Toen was daar ineens dat virus, dat op wonderlijke wijze een licht liet schijnen (corona betekent stralenkrans) op onze leefwijze. Een spot die op miraculeuze wijze het wereldtoneel belichtte. Het liet zien hoe de natuur reageert als de mens zich gedeisd houdt. Het toonde hoe idioot het eigenlijk is dat we onze ouderen wegstoppen, hoe we zorg en onderwijs waarderen, hoe belangrijk lichamelijke aanrakingen zijn, hoe heerlijk het is als onze agenda’s leeg (leger) zijn, hoeveel onzinberoepen en overbodige winkels er zijn, hoe fijn het is om genoeg tijd te hebben, hoe heerlijk het thuis is, hoe belangrijk school voor kinderen is, hoe waardevol een democratie is, waarom een gezonde levensstijl zo belangrijk is, hoe makkelijk we iets aannemen van een ander, hoe hoogmoedig en arrogant autoritaire regimes van de situatie gebruik maken om hun macht te versterken, hoe goed vrouwelijke leiders het doen, hoe ongemakkelijk we ons verhouden tot dood en ziekte. En ga zo nog maar even door.
Het virus was de perfecte spiegel. Zijn we nu al vergeten wat we in de spiegel hebben gezien?
Misschien, zo denk ik, terwijl ik verder loop door de stad, moet de chaos en de verdeeldheid eerst nog toenemen voordat we echt toe zijn aan een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de mensheid.
Pop-stadium
Voor me uit fladdert een vlindertje en ik denk aan hoe deze vlinder ooit een rups was. Ik fantaseer verder… Zou het zo kunnen zijn dat de rups van de onvolwassen mensheid momenteel aan het desintegreren is en we collectief het popstadium in gaan? Ik las ooit ergens dat de fase van het verpoppen vooraf wordt gegaan door een enorme honger naar voedsel, een periode waarin de rups zich vetmest en volpropt (ha, opmerkelijk toch?!). Vervolgens beginnen de weefsels te desintegreren en ontstaat er een ongedifferentieerde klodder. En dan volgt de fase van de verpopping, waaruit dan op zeker moment de vlinder zich losmaakt
Weet de rups wat er gaat komen als het proces van desintegratie zijn gang gaat? Voelt het alsof hij doodgaat? Is hij in de war? We weten het niet. Er zit voor de rups niets anders op dan overgave en meebewegen met wat zich voordoet. Dat hij een vlinder wordt weet hij dan nog niet Dat is het proces van de inwijding.
De blauwdruk van de vlinder
Van oudsher werden inwijdingen (van meisje naar vrouw, bij huwelijk, geboorte en sterven) via ceremonies en rituelen begeleid door priesters of sjamanen. Zij begeleidden het proces van loslaten en sterven en bereidden de mensen voor op een nieuwe staat van zijn.
Misschien moeten we in deze tijd onze eigen innerlijke sjamaan aanboren en ons leren openstellen voor visioenen en hogere wijsheid. Ergens is namelijk de blauwdruk van de vlinder aanwezig. Dat is een geruststellende gedachte. Hopelijk levert de metamorfose uiteindelijk een glorieuze verschijning op.
© Mieke Bouma – juni 2020